Radicalisering: hoe het gebeurt en waarom het soms zo snel gaat

radicalisering
Hacker using keyboard and world map on background. Threat of global cyber attack

U heeft het zeker ook gehoord, afgelopen week. Actievoerders, voor de ‘goede’ zaak, tegen oorlog en geweld wilden hun visie kenbaar maken in Charleroi.  Waar ik zeker achter het doel sta – een wereld zonder geweld – vraag ik me af hoe radicalisering mensen met dat doel voor ogen tot geweld kan aanzetten?

De blokkade in Charleroi is exemplarisch voor een proces dat we in uiteenlopende contexten zien. Groepen beginnen vanuit morele verontwaardiging, escaleren via emotionele mobilisatie en eindigen — soms binnen uren — in confrontatie, vernieling of gevaarlijk gedrag. In Charleroi kozen activisten bewust een industriële site die ze koppelden aan het conflict in Gaza. In hun narratief was de fabriek geen gewoon economisch knooppunt meer, maar een moreel scharnier. Immers wie de aanvoer van “oorlogsrelevant” staal hindert, zou volgens hen levens redden.

Dezelfde dag rapporteerden media dat er massaal politie-optreden was en dat de spoorinfrastructuur hinder ondervond nadat mensen de sporen betraden. De spoorwegbeheerder kondigde juridische stappen aan wegens ernstige hindering van de veiligheid. In de berichtgeving variëren de schattingen van arrestaties (negentig tot honderdvijftig), maar het patroon is duidelijk. Een actie die als blokkade begint, schuift in korte tijd op naar een risicozone met juridische en veiligheidsimplicaties.

Wat onderzoek ons leert over het mechanisme radicalisering

Psychologisch begint radicalisering vaak niet met ideologie, maar met een beleving. Het gevoel dat “ons” ernstig onrecht wordt aangedaan en dat reguliere kanalen niets uithalen. De sociaal-psycholoog Fathali Moghaddam beschrijft dat als een trap. Op de benedenverdieping is er frustratie en een besef van onrecht. Wie naar hogere treden stijgt, verliest vertrouwen in instituties, zoekt gelijkgestemden en komt terecht in een wereld waarin geweld of sabotage als “het enige dat nog werkt” kan worden gezien. In zijn metafoor is terrorisme de bovenste trede. De meeste mensen komen daar nooit, maar dezelfde stappen (vernauwd perspectief, vriend-vijand-denken, morele rechtvaardiging) spelen óók bij politieke of activistische escalatie.

Arie Kruglanski verbindt dat proces met wat hij de “quest for significance” noemt. Mensen zoeken waardigheid, erkenning en morele betekenis. Verlieservaringen — werk, status, collectieve vernedering door een oorlog, of het uitblijven van respons op vreedzaam protest — kunnen de drang naar betekenis zó sterk maken dat radicale oplossingen plots aantrekkelijk worden.

In die benadering werkt ideologie als een verhaal dat betekenis belooft. Het zegt wie “wij” zijn, wie “zij” zijn en waarom drastisch handelen gerechtvaardigd is. De 3N-benadering (Needs, Narrative, Network) vat dat helder samen. Een behoefte aan betekenis, een narratief dat die behoefte “uitlegt”, en een netwerk dat het gedrag ondersteunt en bekrachtigt. Morele overdenkingen verdwijnen onder het goedkeurend oog van de groep.

John Horgan laat in zijn overzichtswerk zien dat de overgang naar geweld zelden één dramatische sprong is. Het is een reeks kleine, op elkaar lijkende beslissingen, waarbij groepsdruk, loyaliteit en morele rationalisaties stap voor stap de drempels verlagen. In die logica lijkt wat gisteren ondenkbaar was, vandaag “onvermijdelijk”, omdat de groep het zo kadert.

De snelheid van moderne radicalisering heeft veel te maken met netwerken. Marc Sageman beschreef al in 2008 het fenomeen van de “leaderless jihad”. Gedecentraliseerde netwerken waarin inspiratie, instructie en emotionele bevestiging door online en offline peers worden geleverd.  Dit alles met losse een coördinatie in plaats van een hiërarchische bevelsstructuren. Dat patroon geldt intussen breder dan jihadistische milieus. In uiteenlopende activistische of extremistische kringen ontstaan acties bottom-up, snel en vaak zonder klassieke leidersfiguren.

Waarom het vandaag sneller escaleert

Digitale omgevingen verkorten de tijd tussen verontwaardiging en mobilisatie. Literatuurreviews van onder meer het Reuters Institute en de Royal Society tonen dat online echo-kamers en selectieve blootstelling reële effecten kunnen hebben op polarisatie. Al is het beeld genuanceerd en verschilt het per platform en publiek. Wat wél consistent naar voren komt is het volgende; sociale netwerken maken het eenvoudiger om in korte tijd veel gelijkgezinden te bereiken. Algoritmische aanbevelingen kunnen de zichtbaarheid van moreel geladen, conflictueuze content vergroten. Recente studies koppelen dat aan snellere groepsvorming, sterkere “wij-zij”-kaders en lagere drempels om over te gaan tot riskant gedrag.

Pew Research laat zien dat politieke informatieconsumptie steeds vaker via sociale media verloopt.  En dit met een duidelijk verschillende dynamieken per platform. Oxford-onderzoek op X/Twitter rapporteert dat mensen vooral door selectieve connecties en sociale motieven in echo-kamers belanden. Men volgt wie men al vertrouwt, en die keus versterkt bestaande overtuigingen. Dat is belangrijk voor snelheid: eens een oproep in zo’n netwerk resoneert, volgen logistiek, vervoer en “hoe-doe-ik-dit”-kennis quasi onmiddellijk.

De context doet er ook toe. Europa kende de voorbije jaren meerdere golven van massaprotest rond Gaza. In België leidde dat tot tal van manifestaties, met wisselende grootte en intensiteit. Wanneer zo’n golf op stoom is, vergroten kruisverbanden tussen groepen de kans op een snelle escalatie. Een lokale kern kan in één weekend een actie optuigen die anders weken voorbereiding vergt. De Charleroi-blokkade was deel van zo’n Europees actieweekend waarin logistieke knooppunten werden geviseerd. Media noemden expliciet dat de Industeel-site gekozen werd naar aanleiding van een eerdere staalzending richting het Israëlische ministerie van Defensie.

Linkse, rechtse en religieuze radicalisering: overeenkomsten en verschillen

In linkse activistische contexten draait het mobilisatienarratief vaak om systeemkritiek en urgentie (“nu handelen of medeplichtig zijn”). De Charleroi-case illustreert dat. Infrastructuur wordt moreel gereframed als “oorlogslogistiek”. In juni 2025 werd in Oudenaarde (andere casus) een defensiebedrijf gevandaliseerd bij een pro-Palestijnse actie. De actievoerders koppelden hun geweld aan een morele “plicht” om wapenleveringen te stoppen. Zulke framings verminderen subjectief de morele rem op illegale of risicovolle handelingen, precies zoals Bandura’s theorie van “moral disengagement” voorspelt.

Aan de rechterzijde zien we een ander type narratief, maar een gelijkaardig mechanisme. Een sterk “beschermingsverhaal” (“wij beschermen natie of cultuur”) legitimeert agressie tegen wie als bedreiging wordt gecodeerd. De empirische kern is dezelfde 3N-combinatie: behoefte aan betekenis en herstel van status, een narratief dat de wereld in duidelijke categorieën splitst, en een netwerk dat het gedrag versterkt. Kruglanski en collega’s benadrukken dat het niet de ideologie zélf is die radicaliseert, maar de belofte van herstel die ze doet — links, rechts of religieus.

Religieuze radicalisering heeft weer eigen accenten. Bij jihadistische milieus blijkt uit Europese en Noord-Amerikaanse casuïstiek dat existentiële leegte, breukbiografieën en zoektochten naar identiteit vaak voorafgaan aan ideologische verdieping. Het geloof is dan niet altijd de bron, maar vaak de taal waarin de zoektocht uitmondt. In zulke contexten werken belofte-narratieven extra krachtig omdat ze transcendente zin koppelen aan concrete daden (“offer”, “plicht”, “zuivering”). Sagemans waarneming van gedecentraliseerde, door vriendenkringen gedragen celvorming is hier nog steeds relevant, ook in de hedendaagse online variant.

Waarom groepen hun eigen principes kunnen verloochenen

Bewegingen beginnen zelden met het voornemen om te escaleren. Het verlies van principes is meestal gradueel. Cognitieve dissonantie speelt een sleutelrol. Wie veel opoffert voor de zaak (tijd, arrestatierisico, reputatie) ontwikkelt een psychologische drang om die opoffering te “rechtvaardigen” met steeds hardere standpunten of daden.

Horgan beschrijft hoe normalisering in kleine stappen — spotten met tegenstanders, verbale ontmenselijking, het “alleen nog maar” blokkeren van deuren — de morele drempel verlaagt. Op dat pad wordt de identiteit van de groep belangrijker dan de oorspronkelijke waarde. Wat eerst “vrede”, “rechtvaardigheid” of “vrijheid” heette, verschuift naar loyaliteit aan het collectief.

Dat mechanisme werkt in gespiegelde vorm ook bij rechtse en religieuze extremen. De beweging claimt morele superioriteit, ontneemt tegenstanders vervolgens diezelfde menselijkheid en rationaliseert dwang of geweld als noodzakelijke verdediging. In alle gevallen is er een verschuiving van waarden naar zelfbehoud van de groep. De psychologische literatuur waarschuwt bovendien dat morele zekerheid (moral conviction) het compromisvermogen drastisch verlaagt, waardoor iedere tegenspraak als bedreiging aanvoelt en “tactiekenharding” optreedt.

De rol van overheid en media-omgeving

Politieoptreden, politieke reacties en mediakaders beïnvloeden de escalatiekans. In Charleroi was er snelle politie-interventie en werden vele activisten administratief aangehouden. Tegelijk ontstond praktisch gevaar rond het spoorverkeer, waarop infrastructuurbeheerder Infrabel aankondigde juridische stappen te zullen zetten. Zulke gebeurtenissen werken op twee manieren door. Enerzijds versterken ze in de groep het verhaal van “repressie” en morele urgentie. Anderzijds schrikken ze potentiële sympathisanten af en legitimeren ze tegenmaatregelen. De literatuur over sociale bewegingen toont dat hardhandige repressie kortstondig kan mobiliseren, maar de legitimiteit van de beweging op langere termijn vaak schaadt — zeker als er gevaar voor derden ontstaat.

Publiek debat heeft intussen plaatsgemaakt voor een hybride media-omgeving waarin klassieke journalistiek, influencers en platformdynamiek samen het frame zetten. Pew Research rapporteert dat een substantieel deel van het publiek zijn nieuws via influencers op sociale media ontvangt, buiten traditionele redactionele checks. Dat verhoogt de kans op sterk gestuurde narratieven en “sfeermobilisatie”, waarbij emotie zwaarder weegt dan verificatie. Over de structurele impact van algoritmes bestaat niet één consensus, maar gezaghebbende overzichten wijzen op reële echo-kamereffecten en versnelde polarisatie, vooral op platformen waar gebruikers hun content zelf sterk kunnen selecteren.

Wat werkt wél? Effectiviteit zonder geweld

De vraag waarmee elke beweging uiteindelijk geconfronteerd wordt, is pragmatisch. Welke strategie bereikt doelen zónder de kernprincipes te verliezen? Het meest robuuste vergelijkende onderzoek naar effectiviteit van civiele campagnes — Erica Chenoweth en Maria Stephan — laat zien dat geweldloze campagnes over de lange termijn dubbel zo vaak slagen als gewapende of gewelddadige. Bovendien leveren ze duurzamere politieke uitkomsten op en een kleinere kans op terugval naar autocratie of burgeroorlog. Dat komt doordat brede, diverse deelname makkelijker is bij geweldloze acties, en omdat repressie tegen vreedzame campagnes vaker contraproductief uitpakt voor de machthebber. Chenoweth heeft later zelf genuanceerd dat de populaire “3,5%-regel” geen magisch getal is, maar de kernbevinding — geweldloosheid loont — blijft overeind.

Voor Europese en Belgische contexten volgt hieruit een praktische les. Als het doel is om het beleid van bedrijven of overheden te veranderen, dan vergroot men de kans op succes door discipline in de tactieken, door het vermijden van schade aan derden en door het constant bewaken van legitimiteit. Dat vraagt training, een duidelijke scheiding tussen actievormen en het actief “inbouwen” van de-escalatie. Stewards op manifestaties, regels tegen ontmenselijkende taal, interne procedures om “hotheads” af te remmen. Zulke organisatorische keuzes zijn niet saai, maar strategisch.

Waarom dit alles ertoe doet

Radicalisering is geen marginaal fenomeen. Het gaat over de snelheid waarmee morele verontwaardiging — vaak terecht — kantelt in handelingspatronen die doel en principe tegelijk schaden. Charleroi toont dat mechanisme in het klein: een actie die de eigen achterban moreel mobiliseert, maar tegelijk juridisch en maatschappelijk contraproductief kan uitpakken. Dezelfde strijd om legitimiteit speelt bij extreemrechtse betogingen of religieus geïnspireerde groeperingen. De psychologische draden — behoefte aan betekenis, een simplificerend narratief, een bekrachtigend netwerk — zijn overal dezelfde.

Wat rest is een eenvoudige, maar veeleisende consequentie. Wie verandering wil, moet bewaken dat de middelen de doelen niet vernietigen. Dat is geen morele preek, maar een empirische strategie. Onderzoek suggereert immers dat duurzame verandering minder afhangt van snelle “stunts” dan van brede coalities, consistente framing en volgehouden, geweldloze druk. Het vergt geduld én professionalisering. Juridisch voorbereid zijn, risico’s voor buitenstaanders minimaliseren, en middenveld-spelers en omwonenden als partners behandelen in plaats van als decor.

Conclusie: doelen bereiken zonder de kern te verliezen

Radicalisering verloopt snel wanneer drie zaken samenvallen: een intens ervaren moreel onrecht, een verhaal dat onmiddellijke actie als plicht framed, en een netwerk dat in korte tijd logistiek en emotie kan leveren. Dat gold zichtbaar in Charleroi en het geldt breder in linkse, rechtse en religieuze constellaties. De valkuil is dat de tactieken die het snelst morele energie genereren — confrontatie, bezetting, sabotage — ook het snelst legitimiteit kosten, de eigen kring vernauwen en het doel wegduwen.

De uitweg ligt niet in passiviteit, maar in strategie. Effectieve bewegingen kiezen voor methoden die de kring van betrokkenen vergroten, niet verkleinen.  Mathodes die tegenstanders scheiden van neutrale toeschouwers in plaats van ze samen te duwen. Een aanpak die de kosten voor derden zal minimaliseren en de eigen principes maximaal zichtbaar zal maken. Onderzoek van Chenoweth en Stephan ondersteunt dat nuchter. Wie geweldloos breed mobiliseert, wint vaker en duurzamer. In praktische termen betekent dat voor Belgische groepen: besteed minstens evenveel energie aan legitimiteit, de-escalatie en coalitiebouw als aan mobilisatie. Dan groeit de kans dat het beoogde doel — of dat nu klimaat, mensenrechten of nationale veiligheid is — dichterbij komt, zonder de morele kern te verliezen die de beweging überhaupt op de been bracht.

Brongebaseerde notitie bij de Charleroi-casus

De blokkade van Industeel (ArcelorMittal) in Marchienne-au-Pont vond plaats in het kader van een gecoördineerd actieweekend. Meerdere media bevestigen circa 400 activisten, verstoring van het spoor en tientallen tot ca. honderd administratieve arrestaties; Infrabel kondigde juridische stappen aan wegens spoor-indringing. De kernclaim — dat staal aan het Israëlische ministerie van Defensie was geleverd — is in de berichtgeving gepresenteerd als stelling van de actievoerders, niet als onafhankelijk geverifieerd feit; de actie richtte zich precies tegen die veronderstelde leveringen.

Denk Mee!

Neem even de tijd. We sturen regelmatig (max 4 maal per maand) een vraag rond aan wie zich inschrijft voor dit onderdeel. Uw antwoorden worden dan (anoniem) meegenomen in de 'denk mee' artikelen.

Jehosias blijft u uitnodigen tot nadenken!

We spammen niet! Lees ons privacybeleid voor meer info.

Denk Mee!

Neem even de tijd. We sturen regelmatig (max 4 maal per maand) een vraag rond aan wie zich inschrijft voor dit onderdeel. Uw antwoorden worden dan (anoniem) meegenomen in de 'denk mee' artikelen.

Jehosias blijft u uitnodigen tot nadenken!

We spammen niet! Lees ons privacybeleid voor meer info.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie