Ik koop, dus ik ben

ik koop dus ik ben

We leven in een tijd waarin bezit is uitgegroeid tot een maatstaf van succes, identiteit en zelfs menselijkheid. De oude filosofische stelling van Descartes “ik denk, dus ik ben”  (Cogito ergo sum) is onmerkbaar vervangen door een meer hedendaagse mantra: ik koop, dus ik ben. Wat we kopen, hoeveel we kopen, waar we het kopen en vooral wat het kost, zijn uitgegroeid tot symbolen van onze status, onze plaats in de maatschappij, onze waardigheid. Maar in plaats van ons leven te verrijken, zuigen deze symbolen ons leeg — financieel, emotioneel en spiritueel.

De cyclus van bezit

We kopen veel meer dan we nodig hebben. Onze kasten puilen uit met kleding die we zelden dragen, onze keukens met toestellen die we nauwelijks gebruiken, onze garages met spullen die we ooit ‘zeker zouden gebruiken’. Telkens opnieuw worden we verleid door een subtiele belofte: dit object zal je gelukkiger maken, aantrekkelijker, succesvoller.

Maar zodra de nieuwigheid is uitgewerkt, rest er slechts verveling — en een nieuwe nood om iets te kopen, zodat het gevoel van ‘volledig zijn’ weer even terugkeert. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: werken om geld te verdienen, kopen om onszelf te bevestigen, opnieuw werken om het geld terug te verdienen dat we net uitgaven aan dingen die ons amper raken.

Deze consumptieve cyclus is niet het gevolg van hebzucht op zich, maar van een dieperliggende ontwrichting: we zijn vergeten waarin ons echte mens-zijn schuilt. In plaats van betekenis te zoeken in relaties, in creativiteit, in rust of verbondenheid of het vergaren van kennis en wijsheid, zoeken we ze in voorwerpen. In het perfecte horloge, de nieuwste smartphone, de ‘premium’ elektrische wagen.

De identiteit van de consument

Onze economie is gebouwd op consumptie. Groei wordt niet meer gemeten aan de hand van levenskwaliteit, maar aan de hand van uitgaven. En dus zijn we massaal getraind om te kopen. Niet toevallig heet het ook ‘consumentenvertrouwen’ dat bepalend is voor de economische gezondheid. Zolang wij kopen, draait de machine. Reclame speelt daarin een cruciale rol. Zij toont ons geen producten, maar aspiraties: schoonheid, succes, geluk, vrijheid. Geen enkele deodorantreclame zegt nog iets over zweet. Wel over aantrekkingskracht, over winnen, over erbij horen.

Dat is geen toeval. In een samenleving waar klassieke vormen van zingeving — religie, gemeenschap, zelfs ideologie — afbrokkelen, ontstaat een vacuüm. Dat vacuüm wordt opgevuld met consumptie. We kopen niet alleen spullen, we kopen wie we zijn. De sportwagen zegt: ik ben krachtig. De designlamp zegt: ik ben verfijnd. De dure laptop: ik ben succesvol. En voor wie even niets heeft om te tonen, rest de schaamte. Wie niets heeft, lijkt niemand te zijn.

Slaven van ons loonbriefje

Deze behoefte aan bevestiging door bezit leidt tot een samenleving waarin we onszelf opsluiten in een gouden kooi. We werken harder dan ooit, vaak in jobs die we niet graag doen, om dingen te kunnen kopen die we amper gebruiken, om indruk te maken op mensen die we nauwelijks kennen. De ironie is bitter: de vrije markt heeft van ons onvrije mensen gemaakt. Niet omdat ze ons verplicht, maar omdat ze ons verleidt.

We laten onszelf opsluiten in hypotheken van dertig jaar, abonnementsformules, leningen, statussymbolen. We bouwen een leven dat we financieel nauwelijks kunnen dragen, en waarin weinig ruimte overblijft voor de echte vragen: Wie ben ik? Wat maakt me werkelijk gelukkig? Wat is waardevol?

De werkelijke prijs

De gevolgen van deze levensstijl reiken verder dan ons persoonlijk geluk. De aarde draagt de tol van onze koopzucht. Massaconsumptie leidt tot uitputting van grondstoffen, vervuiling, overproductie en afvalbergen die groeien met elke sale en promotieactie. En terwijl we dromen van het nieuwste model smartphone, worden zeldzame metalen in erbarmelijke omstandigheden gedolven door mensen die nooit toegang zullen hebben tot het eindproduct.

Ook sociaal betalen we een prijs. Onze gemeenschappen worden onpersoonlijker, relaties oppervlakkiger. Wie voortdurend gericht is op ‘hebben’, verliest het vermogen om werkelijk te zijn. Er is steeds minder tijd voor vriendschap, reflectie, zorg, omdat alles in het teken staat van ‘presteren’ en ‘verdienen’. En wie niet mee kan, valt uit de boot — sociaal, cultureel en soms letterlijk.

Terug naar de kern

Er zijn alternatieven. Mensen beginnen te beseffen dat minder vaak meer is. Minimalisme, delen, tweedehands, traag leven — het zijn geen toevallige modetrends, maar uitingen van een verlangen naar iets ‘echters’. Het zijn tekenen van een groeiend besef dat geluk niet te koop is, omdat het niet ligt in wat je hebt, maar in hoe je leeft.

Misschien moeten we de radicale vraag durven stellen: wat als we echt minder nodig hebben dan we denken? Wat als een eenvoudiger leven, met minder spullen en meer tijd, niet alleen duurzamer is, maar ook zinvoller? Wat als geluk niet ligt in bezit, maar in vrijheid — de vrijheid om niet te hoeven kopen om iemand te zijn?

Ik koop dus ik ben

“Ik koop, dus ik ben” is geen neutrale constatering, maar een bekentenis van vervreemding. We zijn onze identiteit gaan zoeken in de etalages van de wereld, en we zijn vergeten dat ze altijd al in onszelf lag. Het is tijd om die blik naar binnen te keren. Niet omdat kopen per se slecht is, maar omdat het zo vaak dient als surrogaat voor iets wat we eigenlijk missen: verbondenheid, rust, zin.

We hebben geen volle kasten nodig om een vervuld leven te leiden. We hebben moed nodig — de moed om nee te zeggen tegen het voortdurende moeten, om ons los te maken van de ratrace, om opnieuw te leren wat het betekent mens te zijn, niet als consument, maar als wezen dat leeft, voelt en zoekt. Pas dan kunnen we echt zeggen: ik ben.

Abonneer u op de nieuwsbrief. U kan op elk moment uitschrijven

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie