Is onze democratie nog democratisch?

democratisch

Je hoort het mensen vaak grote overtuiging uitschreeuwen; is dat nog democratisch?  Of, omgekeerd, hoor je hen vaak verklaren “dat is pas democratie” wanneer ze hun eigen gelijk willen onderstrepen.  Velen vragen zich af of de familie dynastieën die ons politiek bestel binnensijpelen normaal zijn.  Anderen maken zich dan weer zorgen over de macht van partijen en partijvoorzitters – de particratie – een aanslag pleegt op ons democratisch bestel.  Zij bepalen immers voor wie we kunnen kiezen.  En, nog belangrijker, wie ons zal vertegenwoordigen.  Met andere woorden is onze democratie nog democratisch?

De vraag mag dan al vreemd klinken, u en ik stellen ze dagelijks.  We stellen ze niet met zoveel woorden.  Maar we vragen het impliciet in de vele opmerkingen en commentaren die we maken.  Nuance is meestal ver te zoeken.  Het woord democratie wordt – te vaak – als argument gebruikt om iets te staven of te ontkennen.  Is er bijvoorbeeld een regel die zegt dat de winnaar van de verkiezingen in de regering moet zitten?  Dat is een vaak gehoorde jammerklacht van het vlaams belang.  Of is het hebben van een meerderheid al voldoende? 

We doen democratie vaak oneer aan door haar als argument voor of tegen te gebruiken.  Daarom vond ik het zinvol om even terug de geschiedenis in te duiken.  Wat dachten de Grieken erover?  Hun vorm van democratie – ze zijn er immers de officieuze uitvinders van – was heel anders dan de onze.  En wat leert de verlichting ons?  Daar is immers de bakermat van de moderne democratieën te vinden.  Laten we samen even op reis gaan en kijken of onze democratie inderdaad nog democratisch is.  Of, ook dat kan, als er reden tot bezorgdheid is.

Download dit artikel hier als PDF

Inleiding ‘Is onze democratie nog democratisch’?

Democratie betekent letterlijk “het volk regeert”. Dit idee vindt zijn oorsprong in het oude Athene. Een plaats waar vrije mannelijke burgers rechtstreeks mee beslisten over het bestuur. Onze hedendaagse democratieën functioneren echter helemaal anders. In plaats van directe volksvergaderingen vertrouwen we op verkozen vertegenwoordigers, politieke partijen en grondwetten.

De vraag dringt zich op in hoeverre onze moderne democratie – en specifiek voor ons de Belgische democratie – nog beantwoordt aan de oorspronkelijke idealen van volksbestuur. Dat waren de idealen die de oude Grieken voor ogen hadden. Maar ook aan de waarden van vrijheid, gelijkheid en rationaliteit uit de Verlichting. We schetsen hier kort deze idealen. Vervolgens onderzoeken we de Belgische democratie in theorie en praktijk.  En ten slotte kijken we naar bredere internationale tendensen (van de Verenigde Staten tot Hongarije) die onze conclusie zullen kleuren. Het doel is om te bepalen: is onze democratie vandaag de dag nog echt democratisch?

Democratische idealen: van Athene tot de Verlichting

De bakermat van de democratie ligt in het klassieke Griekenland. In Athene rond de 5e eeuw v.Chr. namen burgers rechtstreeks deel aan besluitvorming in de volksvergadering. Belangrijke publieke functies werden er zelfs vaak verloot in plaats van via verkiezing toegekend – opdat elke burger een gelijke kans zou hebben om bestuurservaring op te doen. Verkiezingen golden bij de oude Grieken namelijk als verdacht: ze dachten dat verkiezingen eerder leidden tot de heerschappij van elitefiguren (een vorm van oligarchie), terwijl loting meer écht volksbestuur was [@Montesquieu1748].

Het ideaal was dat burgers zelf de macht uitoefenden, niet slechts een kleine bovenlaag. Tegelijk moeten we niet romantiseren: de Atheense “demos” sloot vrouwen, slaven en vreemdelingen uit, zodat feitelijk maar een minderheid van de bevolking politieke inspraak had.

Eeuwen later grepen de denkers van de Verlichting terug naar dat idee van volkssoevereiniteit en goten het in nieuwe vormen. Filosofen als John Locke, Jean-Jacques Rousseau en Montesquieu benadrukten dat legitieme heerschappij gebaseerd moet zijn op instemming van het volk en beperkt door rede en rechten. De kernwaarden die toen opkwamen vormen nog steeds de pijlers van moderne democratieën:

De waarden als grondslag voor een democratie

Vrijheidsrechten en gelijkheid:

Iedere burger heeft onvervreemdbare rechten. Denk aan vrijheid van meningsuiting, geloof, pers en vereniging. Deze rechten moesten burgers beschermen tegen tirannie en willekeur. Zo werden in de 18e eeuw in revolutionaire documenten (de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776, de Franse Verklaring van de Rechten van de Mens van 1789) principes vastgelegd als alle mensen zijn gelijk geboren en de overheid moet de rechten van burgers dienen.

Volkssoevereiniteit en vertegenwoordiging:

Rousseau stelde dat de hoogste macht bij het volk zelf berust. Omdat directe democratie in grote staten moeilijk uitvoerbaar leek, groeide het idee van representatieve democratie: het volk kiest vertegenwoordigers die in hun naam regeren. Zo ontstond het parlement als stem van de natie. Sommige tijdgenoten (zoals de Amerikaan John Adams) waarschuwden echter al dat elke vertegenwoordigende regering ook een aristocratisch element heeft – het is immers een stap verwijderd van directe volksmacht.

Scheiding der machten:

Om machtsmisbruik te voorkomen, deelde Montesquieu de staatsmacht op in een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht die elkaar in evenwicht houden. Deze trias politica moest garanderen dat geen enkele persoon of instantie alle macht naar zich toetrekt. Het idee ging ervan uit dat rationele instituties en checks and balances de vrijheid van burgers veiligstellen[@Montesquieu1748].

Kortom, de klassieke directe democratie van Athene en de liberale waarden van de Verlichting vormen samen het theoretische fundament van onze hedendaagse democratieën. Ideaal gezien is een democratie een bestuursvorm waarin iedere burger politieke inspraak heeft. Macht wordt er gedeeld en beperkt en fundamentele rechten zijn er beschermd. Met dit ideaalbeeld in gedachten kunnen we de Belgische situatie analyseren.

Democratie in België: idealen en werkelijkheid

België is een van de oudste nog bestaande democratieën van Europa. Vanaf haar ontstaan in 1830–1831 kreeg België een liberale grondwet die uitzonderlijk vooruitstrevende vrijheidsrechten garandeerde voor die tijd [Canon van Vlaanderen, Een liberale grondwet (1831): de grondwet borgde o.a. gelijkheid voor de wet, bescherming tegen willekeur, persvrijheid, godsdienstvrijheid en het recht van vereniging.]. Deze grondwet, geïnspireerd door Verlichtingsideeën en voorbeelden als de Franse Revolutie, werd een model voor andere landen.

Toch moeten we beseffen dat de Belgische democratie aanvankelijk verre van volledig was: in 1831 gold het cijnskiesrecht, waardoor slechts een beperkte groep gefortuneerde mannen mocht stemmen. Concreet waren bij de eerste verkiezingen slechts zo’n 46.000 Belgen op een bevolking van ~4 miljoen stemgerechtigd. Ongeveer 2% van de bevolking mocht dus deelnemen aan de democratie en had aanvankelijk stemrecht. Vrouwen kregen pas in 1948 nationaal stemrecht. Pas na lang aandringen en sociale strijd werd het stemrecht gradueel uitgebreid: algemeen meervoudig mannenstemrecht in 1893, één man één stem in 1919, en uiteindelijk stemrecht voor vrouwen in 1948. In die zin is onze democratie door de tijd heen democratischer geworden: steeds grotere delen van het volk kregen immers inspraak.

Hoe staat het vandaag met de Belgische democratie?

Formeel gezien voldoet België aan de meeste idealen van een moderne democratie. We hebben regelmatige vrije verkiezingen, meerdere politieke partijen, een scheiding der machten in onze instituties (met een onafhankelijke rechtspraak en parlementaire controles) en een stevig verankerde rechtsstaat. Organisaties die de kwaliteit van democratie meten, plaatsen België doorgaans hoog. Zo scoort België bijvoorbeeld 96 op 100 punten in de ranglijst van Freedom House en geldt het als “vrij” Toch zijn er tekenen dat de praktijk niet helemaal strookt met het ideaal van “volksheerschappij”.

Een eerste aandachtspunt is dat de macht in België in hoge mate via partijen loopt. We leven in een particratie: politieke partijen bepalen de kieslijsten, en eenmaal verkozen stemmen parlementsleden meestal volgens de partijlijn. Regeringsdeelname wordt vooraf bedisseld in coalitieakkoorden waar de burger weinig zicht op heeft. Dit systeem heeft voordelen (stabiliteit, duidelijke programma’s), maar het kan ook betekenen dat de kiezer zich machteloos voelt tegenover de partijapparaten. Burgers hebben weinig directe invloed tussen verkiezingen door. In het oude Athene konden burgers nog letterlijk hun leiders ter verantwoording roepen op de agora; vandaag gebeurt politiek vaak achter gesloten deuren, in onderhandelingen tussen partijvoorzitters.

Dit draagt bij aan een tweede probleem: een groeiende afstand tussen burgers en politiek. Uit peilingen blijkt dat het vertrouwen van de bevolking in de politieke instellingen vrij laag is. Volgens een recente survey van de OESO heeft slechts 29% van de Belgen vertrouwen in politieke partijen en circa 42% vertrouwt het federale parlement. [OECD, Survey on Drivers of Trust in Public Institutions 2024].

De ‘kloof’ tussen burger en politiek

Dat betekent dat een meerderheid zich wantrouwig of onverschillig opstelt. Hoewel België verplichte stemming kent (waardoor opkomst bij verkiezingen hoog blijft), vertaalt zich dat niet automatisch in enthousiasme of betrokkenheid. Veel mensen hebben het gevoel dat “politiek toch haar eigen gang gaat” en dat hun invloed beperkt is tot om de paar jaar een bolletje kleuren. Dit knaagt aan de legitimiteit: een democratie leeft immers niet alleen van instituties en regels, maar ook van de actieve betrokkenheid en instemming van haar burgers.

Interessant is dat internationale vergelijkingen hier een gemengd beeld geven. De Economist Democracy Index kwalificeerde België onlangs als een “flawed democracy” (onvolmaakte democratie). Dit omdat we relatief laag scoorden op politieke participatie en politieke cultuur. [Economist Intelligence Unit, Democracy Index 2023. België behaalde net geen 8 op 10, en wordt daardoor ingedeeld bij de ‘flawed democracies’ vanwege relatief lage scores op politieke participatie en politieke cultuur.].

Met andere woorden: onze instellingen zijn op zich robuust, maar de politieke betrokkenheid en het vertrouwen in het systeem laten te wensen over. Dit staat in contrast met de klassieke Verlichtingsgedachte dat een rationeel burgerschap actief deelneemt aan het publieke debat. Ook het ideaal dat “het volk regeert” komt in het gedrang als grote groepen mensen het gevoel hebben niet gehoord te worden of afhaken uit teleurstelling.

Moeten we hervormen?

Sommige denkers pleiten daarom voor hervormingen om de democratie nieuw leven in te blazen. De Belgische auteur David Van Reybrouck stelt bijvoorbeeld dat we in een “democratische vermoeidheid” zitten en dat verkiezingen an sich niet langer voldoende zijn om volksbestuur te garanderen. In zijn boek Tegen Verkiezingen argumenteert hij dat louter kiezen tussen professionele politici om de vijf jaar een dunne invulling is van het democratie-ideaal. Hij pleit voor nieuwe vormen van burgerparticipatie, zoals burgerpanels via loting, naar Atheens voorbeeld [David Van Reybrouck, Tegen Verkiezingen (2013].

Dergelijke burgerberaden (waarbij een willekeurige steekproef van burgers samen beleidsvoorstellen formuleert) zouden de kloof tussen burger en beleid kunnen verkleinen.  Het zou alvast de “wil van het volk” directer tot uiting brengen. In België zijn hier al experimenten mee geweest, zoals de G1000-burgertop, en ook het Brussels Gewest heeft recent permanente burgerassemblees ingevoerd. Deze initiatieven tonen erkenning van het probleem: om echt democratisch te zijn, moet een systeem blijven evolueren en zoeken naar manieren om burgers meer zeggenschap en betrokkenheid te geven.

Samenvattend kunnen we stellen dat België formeel een sterke democratie is met diepe wortels in de Verlichtingswaarden – onze grondwet en instellingen garanderen vrijheden en verkiezingen. Maar de geest van democratie, namelijk dat het volk daadwerkelijk het gevoel heeft aan het roer te staan, wordt uitgedaagd door fenomenen als particratie, lage participatie buiten verkiezingen en wantrouwen. Deze spanningen zijn niet uniek voor België. Ze maken deel uit van een bredere trend, zoals we hierna zien.

Democratie onder druk: internationale perspectieven

België staat gelukkig nog bekend als een stabiele liberale democratie, maar wereldwijd gezien is de democratie sinds enige jaren in verdediging. In verschillende landen – zowel traditionele democratieën als jongere – ziet men ontwikkelingen die doen twijfelen of ze nog aan de democratische essentie voldoen. Enkele opvallende voorbeelden illustreren deze trend:

Verenigde Staten:

Lange tijd gold de VS als boegbeeld van democratie, gestoeld op de Verlichtingsprincipes van de Founding Fathers. Toch zijn de voorbije jaren de zwaktes blootgelegd. Extreme politieke polarisatie en populisme hebben geleid tot een aantasting van democratische normen. Een hoogtepunt (of dieptepunt) was de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021. Een schanddaad waarbij aanhangers van de zittende president de geldige verkiezingsuitslag wilden tegenhouden.

Zoiets was vroeger ondenkbaar in de VS. Daarnaast ondermijnen systemische problemen zoals gerrymandering (manipulatie van kiesdistricten), pogingen tot kiezersonderdrukking, en de enorme invloed van geld in de politiek het ideaal van “iedere stem gelijk”. Hoewel Amerika nog steeds in naam een democratie is, tonen dit soort ontwikkelingen hoe zelfs een gevestigde democratie kwetsbaar kan zijn als instituties en gedeelde spelregels onder druk komen te staan.  Zeker de gebeurtenissen van de laatste 100 dagen (Trump en zijn pogingen om een autocratisch regime te vestigen) maken dit pijnlijk duidelijk.

Hongarije en Polen:

In Europa zien we duidelijke voorbeelden van wat men wel noemt democratische achteruitgang of illiberale democratie. Hongarije was na de val van het communisme een liberale democratie, maar onder premier Viktor Orbán is het land stapsgewijs afgegleden naar autoritair bestuur. Orbán zelf pocht ermee een “illiberale staat” te hebben gebouwd die zogenaamde westerse zwakheden (zoals teveel pluriformiteit) verwerpt. Verkiezingen bestaan nog, maar de regeringspartij heeft de media grotendeels in haar greep, oppositie het werken bemoeilijkt en de rechterlijke macht ingeperkt. Trias politica – de scheiding der machten – is er uitgehold, en minderheden of kritische burgers komen onder druk te staan.

Een vergelijkbaar patroon, zij het in mindere mate, zien we in Polen waar de regering ingrijpt in de onafhankelijke rechtspraak. Instellingen blijven er formeel democratisch, maar de rechtsstaat en vrijheden (basiselementen vanuit de Verlichting) worden beknot. Hierdoor beschouwen waarnemers deze landen niet langer als volwaardige democratieën. Freedom House classificeert Hongarije bijvoorbeeld niet meer als “vrij” land maar als “gedeeltelijk vrij”

Freedom House, Freedom in the World 2024. De VS geldt hierin nog als ‘Free’ (score 83/100), maar Hongarije wordt aangeduid als ‘Partly Free’ (65/100). Turkije en Rusland vallen in de categorie ‘Not Free’ (resp. 33 en 12 punten).], en ook binnen de EU is Hongarije een buitenbeentje geworden. Dit illustreert dat verkiezingen alleen niet voldoende zijn: zonder onafhankelijke pers, rechters en eerbiediging van burgerrechten kan een “meerderheidsregering” ontaarden in dictatuur van de meerderheid.

Turkije en Rusland

Deze twee landen tonen een nog scherper contrast met democratische waarden. Turkije was begin jaren 2000 een veelbelovende democratie, maar onder president Erdoğan is het land steeds autoritairder geworden. Na een mislukte staatsgreep in 2016 greep Erdoğan de gelegenheid aan om massaal politieke tegenstanders, journalisten en academici te zuiveren. Vandaag de dag is Turkije in feite een éénmansregime met schijndemocratische kenmerken: er zijn verkiezingen, maar de oppositie wordt geïntimideerd of monddood gemaakt.

 Indien dat niet lukt worden ze gearresteerd. De media en rechterlijke macht zijn grotendeels onder controle van de regering. Zodra de scheiding de machten – iets wat ook in Polen gebeurde, maar teruggedraaid werd onder Tusk – opgeheven wordt, verliezen we onze vrijheden.  Kijk bijvoorbeeld naar wat er in Israël gebeurt.  Of bekijk het belang van de benoeming van rechters in Amerika. 

Rusland

Rusland is een nog extremer geval: sinds Vladimir Poetin aan de macht is (vanaf 2000) zijn vrije media en oppositie systematisch de kop ingedrukt. Verkiezingen in Rusland zijn slechts een formaliteit – Poetin en zijn partij winnen steevast, na uitsluiting van echte opponenten en met propaganda-overwicht. Rusland is dan ook in geen enkel opzicht nog een democratie te noemen maar een autoritaire staat. Beide landen (Rusland en Turkije) illustreren hoe een democratie kan eroderen en zelfs verdwijnen wanneer machthebbers geen commitment meer hebben aan democratische basiswaarden.

De internationale trend

Deze internationale voorbeelden leggen een trend bloot: wereldwijd staat de democratie onder druk. Rapporten signaleren al jaren een terugval. Freedom House noteert al meer dan 15 jaar op rij een netto achteruitgang van vrijheid en democratische rechten in de wereld. Steeds minder mensen leven in landen die als “vrij” kunnen worden bestempeld, en steeds meer regimes vertonen autoritaire tendensen.

Dit verschijnsel wordt wel omschreven als een “democratische recessie”. De oorzaken zijn divers: de opkomst van populistische leiders (Bolsonaro, Duterte, Erdogan, Trump… de lijst is heel lang) die “in naam van het volk” juist democratische instituties ondermijnen, angst voor terrorisme of crises waardoor burgers bereid zijn vrijheden op te geven, economische ongelijkheid die leidt tot wantrouwen in het establishment, en online desinformatie die het rationele publieke debat – een erfenis van de Verlichting – bemoeilijkt.

Belangrijk is ook te beseffen dat democratie geen statisch eindpunt is, maar een voortdurend proces. Landen kunnen vooruitgang boeken of terugval kennen. De internationale drukvoorbeelden dienen als waarschuwing voor België en andere gevestigde democratieën: democratische waarden moeten telkens opnieuw bevestigd en verdedigd worden.

Wanneer we zien dat in landen als de VS de normen onder vuur liggen, of in Europa lidstaten openlijk de rechterlijke onafhankelijkheid aantasten, dan beseffen we dat ook onze eigen democratische cultuur niet vanzelfsprekend intact blijft. Het vraagt voortdurende aandacht om macht te spreiden, vrijheden te beschermen en burgers te betrekken, precies zoals de Verlichtingsdenkers het oorspronkelijk bedoeld hadden.

Conclusie

Terug naar de vraag: Is onze democratie nog democratisch? Het antwoord is genuanceerd. Enerzijds ja: België beschikt over de fundamentele bouwstenen van democratie zoals bedoeld door de oude Grieken en de Verlichtingsdenkers. We hebben een representatief systeem geworteld in volkssoevereiniteit, wettelijk verankerde rechten en vrijheden, en een scheiding der machten die arbitraire heerschappij moet voorkomen.

 In vergelijking met het verleden is onze democratie inclusiever dan ooit! Alle volwassen burgers mogen stemmen (iets wat in Athene of in 19e-eeuws België niet het geval was). De rechtsstaat beschermt individuen veel beter dan in vroegere tijden. Onze democratie leeft dus nog en functioneert, zeker in formele zin.

Het gevaar voor onze democratie

Toch moeten we anderzijds “nee, nog niet helemaal” antwoorden als we de lat van democratie hoog leggen. Wanneer we democratie begrijpen in de volle breedte van het woord – niet alleen een overheid gekozen door het volk, maar ook een overheid van het volk en voor het volk – dan schiet onze huidige praktijk op punten tekort.

De geest van directe betrokkenheid en gelijkwaardige inspraak die de Atheners voorstonden, is maar zwak aanwezig in onze moderne massademocratie. Burgers voelen zich vaak niet werkelijk aan het roer staan. Ook sommige Verlichtingsidealen, zoals rationeel debat en transparantie, komen onder druk te staan in een tijdperk van populistische slogans en achterkamertjespolitiek.  En ook een reeks partijen bezondigen zich hieraan.  Desinformatie, gespinde boodschappen, uit verband gerukte uitspraken en regelrechte leugens zijn meer aanwezig dan ooit tevoren.

België blijft dus democratisch, maar er zijn aandachtspunten en waarschuwingstekens. De relatief lage participatie en het wantrouwen zijn signalen dat we de democratie moeten verdiepen en verbeteren als we haar vitaal willen houden.

Hoe pakken we het aan?

Dit betekent investeren in politieke educatie, transparantie en nieuwe vormen van burgerbetrokkenheid (zoals burgerpanels of referenda op geschikte momenten) om de kloof te dichten. Het betekent ook onze instituties blijven hervormen waar nodig – bijvoorbeeld streng waken over de macht van partijen en lobby’s, en experimenteren met democratische vernieuwing – zodat ze meer in lijn komen met het ideaal dat de wil van het volk gehoord wordt.

Maar ook de wil van het volk is een moeilijk te definiëren begrip.  Elke partij beweerd die wil te kennen en te vertegenwoordigen.  Het simpele feit dat men het zelfs over de feiten niet eens is, maakt het voor ons burgers dan ook heel moeilijk om een eerlijke mening te vormen.  Niets doet mensen meer afhaken van een debat dan een aanvechten van feiten.  Een van de debattanten (of beiden) liegen immers.  Zelfs wie terecht een feit claimt verliest omwille van de leugens die door de ander geclaimd worden. (denk even aan de foute interpretatie – de geconstrueerde leugen – van Raoul Hedebouw – over de belastingen van Colruyt holding)

Bovendien leert het internationale panorama ons dat zelfgenoegzaamheid gevaarlijk is. Democratie kan verwateren of gekaapt worden als we niet op onze hoede zijn. Die wetenschap kan ons aansporen om actief de kernwaarden van democratie te blijven verdedigen: vrijheid, gelijkheid, pluralisme, rechtsstatelijkheid en participatie. Het goede nieuws is dat democratie een flexibel systeem is dat zich kan aanpassen en herstellen – mits er voldoende mensen zijn die er betekenis aan blijven geven.

Tot slot, ons huiswerk

Kortom, onze democratie is nog democratisch in de zin dat de fundamenten overeind staan en we beter scoren dan vele landen waar democratie echt in gevaar is. Maar ze is ook een werk in uitvoering. Willen we trouw blijven aan de bron – van de agora van Athene tot de salons van de Verlichting – dan moeten we voortdurend streven naar meer betrokkenheid, meer inspraak en meer waarheidsgetrouwe vertegenwoordiging van het volk.

Democratie is geen eindpunt maar een ideaal dat we telkens opnieuw moeten waarmaken. Dat besef, en de bereidheid om democratische tekortkomingen eerlijk aan te pakken, maakt hopelijk dat we positief kunnen antwoorden: ja, onze democratie kan democratischer, maar juist door die erkenning houden we haar democratisch.  Wanneer we ons ‘huiswerk’ doen.  Als we de tijd nemen om uitspraken en vermeende feiten te checken, dan lukt het wel.  Participatie is immers meer dan lijdzaam toezien en klagen.  Het verondersteld ook enige inspanning van onze kant.

Wanneer we de democratie overeind willen houden, dan zullen we er ook tijd en aandacht aan moeten schenken.  Doen we dat niet, dan wordt ze – zoals op vele andere plaatsen – voor onze neuzen weggekaapt.  Dan gaan de grootste roepers, de luidste leugenaars ermee lopen.  En we zullen het aan onszelf te danken hebben.

De kloof tussen burger en politiek, de achteruitgang van de democratie, dat is niet een ‘fout’ die door de politiek gemaakt wordt.  Het is onze eigen schuld.  Wij kunnen het laten gebeuren.  Of we kunnen er waakzaam voor zijn en onze vrijheid, gelijkheid en redelijkheid koesteren.  Anders zullen we ons binnen enkele jaren de vraag moeten stellen “wie heeft het licht uitgedaan”.

Download dit artikel hier als PDF

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie