Ik weet niet of het u opgevallen is. Ik weet zelfs niet of het u stoort. Maar censuur neemt hand over hand toe. Zelfs in onze contreien, waar vrijheid van meningsuiting voorop staat. Onze democratieën die de vrijheid van het woord hoog in het vaandel dragen, lijken steeds meer te eroderen naar een soort verdoken totalitarisme van eenheidsdenken. Dat gebeurt niet openlijk. Het wordt verdedigd oor slimme woorden en verdoezeld door alle trukken die marketing en communicatie kunnen aandragen. Maar het gebeurt wel. Gestaag en zeker. En het ergste van al? Men heeft ons zo gek gekregen van er zelf aan mee te doen.
Liever lezen als .pdf? U kan dit artikel hier gratis downloaden
De stilte vóór de stilte
Censuur begint nooit met tanks in de straten. Ze begint met redelijkheid.
Met woorden als veiligheid, verantwoordelijkheid, bescherming tegen misinformatie.
Een overheid of een samenleving die iets verwijdert “voor het algemeen belang” gelooft meestal oprecht dat ze goed doet. Maar dat is precies hoe het altijd begint.
Toen de VRT eind september 2025 berichtte dat de Amerikaanse overheid meerdere webpagina’s had verwijderd met verwijzingen naar Donald Trump, leek dat op het eerste gezicht triviaal. Het ging om archiefmateriaal, overduidelijk politiek geladen. Maar de symboliek was groter: een staat die beslist welke geschiedenis digitaal mag bestaan, oefent macht uit over het collectieve geheugen. Een samenleving die zich dat laat welgevallen, vergeet wat vrijheid werkelijk betekent.
Censuur is geen fenomeen van autoritaire regimes alleen. Ze nestelt zich in democratieën, in universiteiten, in media en zelfs in de hoofden van burgers. Ze groeit wanneer mensen menen dat bepaalde ideeën te gevaarlijk, te kwetsend of te “verkeerd” zijn om nog gehoord te worden. En precies daar, in dat goedbedoelde morele filter, begint de dictatuur van het juiste denken.
Censuur als sluipend begin van dictatuur; de nieuwe redelijkheid van onderdrukking
In de Verenigde Staten heet het “content moderation”, in Europa “digitale verantwoordelijkheid”. De taal is vriendelijk, bijna therapeutisch. Maar achter die woorden schuilt een fundamentele verschuiving. Van burgers die zélf beoordelen wat waar is, naar instellingen die dat voor hen doen.
Toen de Amerikaanse overheid webpagina’s verwijderde, rechtvaardigde ze dat als bescherming van “integriteit”. In Hongarije worden kritische journalisten weggezuiverd onder het mom van “nationale eenheid”. In Rusland wordt oppositie beschouwd als “buitenlandse inmenging”. In China is kritiek “sociale disharmonie”. De formulering verschilt, het principe niet: wie waarheid monopoliseert, definieert vrijheid.
Democratieën zijn kwetsbaar omdat ze zichzelf censureren via bureaucratische rationaliteit. Een tijdelijke maatregel wordt wet, een uitzondering wordt norm, en plots is de grens onvindbaar. Het is die geleidelijkheid die gevaarlijk is: niemand merkt het moment waarop bescherming verandert in beheersing.
De lange schaduw van censuur — van Rome tot het digitale tijdperk
Censuur is zo oud als de macht zelf. Wie de controle heeft over woorden, beheerst gedachten — en wie gedachten beheerst, bestuurt gedrag.
In elke beschaving heeft de macht geprobeerd het spreken te begrenzen, vaak met de overtuiging dat dit noodzakelijk was voor orde, zedigheid of waarheid. De geschiedenis toont dat censuur zelden begint als kwaadwilligheid, maar als angst voor wanorde. Toch is het telkens weer die angst die vrijheid wurgt.
Rome: de geboorte van de “censor”
Het woord censuur stamt uit het oude Rome, waar de censor oorspronkelijk geen beul was, maar een ambtenaar die het morele leven moest bewaken. Hij hield toezicht op de zeden, belastingen en het publieke gedrag van burgers.
Wat begon als een morele functie, groeide echter uit tot een politiek wapen. Wie zich tegen de keizer uitsprak, riskeerde niet enkel verbanning maar ook damnatio memoriae — uitwissing van naam en beeltenis uit het publieke geheugen.
Het idee dat macht haar vijanden uit de geschiedenis kon wissen, zou eeuwenlang blijven nazinderen.
De Kerk en de ketter
In de middeleeuwen werd censuur heilig. De katholieke kerk zag zichzelf als hoedster van de waarheid — en waarheid kon niet gedeeld worden met dwaling.
Met de uitvinding van de boekdrukkunst in de vijftiende eeuw groeide de paniek: kennis, eens een privilege van de clerus, werd plots verspreid onder het volk. De reactie kwam snel. In 1559 verscheen de Index Librorum Prohibitorum — de lijst van verboden boeken. Werken van Galilei, Erasmus en later Descartes werden verketterd of verboden, niet omdat ze onwaar waren, maar omdat ze gevaarlijk konden zijn voor het geloof.
Censuur kreeg toen haar klassieke rechtvaardiging: bescherming van de zielen. De Inquisitie ging nog verder: zij maakte van de geestelijke dwaling een misdaad tegen God. Waar Romeinse censuur ging over orde, ging kerkelijke censuur over zaligheid — en dat maakte haar oneindig fanatieker.
De verlichting en de paradox van vrijheid
De achttiende eeuw bracht verzet. Denkers als Voltaire, Diderot en Locke zagen vrije meningsuiting als fundament van vooruitgang. Toch was ook hun vrijheid selectief. Voltaire verdedigde het recht van meningsuiting, maar niet dat van bijgeloof.
Zelfs in revolutionair Frankrijk werden kranten gesloten en schrijvers vervolgd wanneer ze “het volk misleidden”. Elke ideologie, hoe bevrijdend ook, lijkt uiteindelijk een moment te bereiken waarop ze zichzelf wil beschermen tegen haar eigen tegenspraak.
Dat is de kernparadox van vrijheid: wie vrijheid absoluut maakt, dreigt ze te verliezen. De geschiedenis van censuur is dus niet die van monsters die vrijheid vernietigen, maar van mensen die dachten haar te redden.
Totalitaire systemen: de industriële censuur
In de twintigste eeuw bereikte censuur haar modernste en meest efficiënte vorm: bureaucratische propaganda. De Sovjet-Unie, nazi-Duitsland, Mao’s China — allemaal zagen ze informatie als grondstof voor macht.
De Sovjets ontwikkelden een systeem waarin waarheid niet werd verboden maar voortdurend herschreven. Foto’s werden geretoucheerd, kranten aangepast, encyclopedieën herdrukt telkens als iemand uit de gunst viel. (Een weeldirige inspiratiebron voor “1984” van George Orwell) De waarheid was geen feit meer, maar een functie van de partij.
Het nazisme deed hetzelfde met film en radio. Joseph Goebbels begreep dat censuur pas echt effectief is wanneer ze niet als censuur wordt herkend. Zijn Ministerie van Propaganda schiep een parallelle realiteit waarin de Führer de orde belichaamde en de vijand chaos. Wie de boodschap geloofde, had geen dwang meer nodig.
Democratische censuur: de zachte hand
Na de Tweede Wereldoorlog leek het Westen immuun voor zulke mechanismen. Persvrijheid, vrije meningsuiting en pluralisme werden grondrechten. Toch bleef censuur bestaan, zij het subtieler.
In de Verenigde Staten tijdens de Koude Oorlog werden kunstenaars en academici die als “verdacht links” golden, zwartgemaakt of ontslagen. McCarthy’s heksenjacht toonde dat angst voor het verkeerde idee opnieuw leidde tot een morele zuivering.
Vandaag gebeurt hetzelfde, maar in een vriendelijker taal. We noemen het niet langer propaganda, maar narratiefbeheer. Niet langer verbod, maar deplatforming. De woorden zijn zachter, het mechanisme identiek: bescherming door beperking.
De nieuwe inquisitie
De overgang naar het digitale tijdperk heeft censuur van het fysieke naar het virtuele domein verplaatst. Waar vroeger boeken werden verbrand, worden vandaag accounts gewist. Waar vroeger priesters bepaalden wat ketterij was, doen dat nu algoritmen of gebruikers die zichzelf zien als morele wachters.
Maar de motivatie blijft dezelfde: angst voor het verkeerde woord, het verkeerde idee, de verkeerde invloed. De parallellen zijn treffend. Waar de middeleeuwse Kerk ketters uit de gemeenschap sloot, cancelen moderne activistische bewegingen dissidenten uit het publieke debat. Waar de Sovjets foto’s manipuleerden, manipuleren wij zoekresultaten. Waar Romeinse keizers namen uit steen lieten kappen, wissen wij ze uit databases.
De psychologie en sociologie van censuur — waarom we elkaar het zwijgen opleggen
Censuur wordt vanuit historisch perspectief vaak gezien als iets dat “van bovenaf” komt, maar in werkelijkheid leeft het diep in onszelf. Het ontstaat niet alleen uit machtsdrang, maar ook uit de menselijke behoefte aan zekerheid. Erbij horen en morele duidelijkheid vormen de kern. De geschiedenis van censuur is dus evenzeer een verhaal over angst en identiteit als over autoriteit en macht.
De angst om uitgesloten te worden
Wij mensen zijn sociale wezens. Onze hersenen zijn, zoals onderzoek van Matthew Lieberman (UCLA) aantoont, zó geprogrammeerd dat sociale uitsluiting dezelfde neurale pijn veroorzaakt als fysieke verwonding. Wie afwijzing vreest, zal zijn woorden aanpassen nog vóór iemand erom vraagt.
Censuur begint daarom vaak als zelfbescherming. De schrijver die een scherpe zin schrapt, de docent die een gevoelig onderwerp overslaat, de burger die zijn mening inslikt — ze doen het niet uit gehoorzaamheid, maar uit angst voor isolatie. In een digitale wereld waarin elk woord binnen minuten publiek kan worden veroordeeld, is die angst rationeel geworden.
Wat vroeger de kroeg of het dorpsplein was, is nu een wereldwijde rechtbank geworden. En dus worden mensen hun eigen cipiers.
Groepsdenken en het comfort van gelijkgezinden
In de jaren 1970 beschreef de psycholoog Irving Janis het fenomeen van groupthink: de neiging van groepen om afwijkende meningen te onderdrukken om een gevoel van harmonie te behouden. Groepen die zich moreel superieur voelen, zijn het meest kwetsbaar voor dit effect.
Wanneer een gemeenschap zichzelf ziet als “goed” of “verlicht”, worden afwijkende stemmen niet alleen fout, maar ook immoreel. Die dynamiek verklaart waarom hedendaagse censuur zo vaak voorkomt binnen zogenaamde progressieve milieus die zichzelf als vrijheidslievend beschouwen.
De wens om goed te doen — om niet te kwetsen, om recht te doen aan slachtoffers — wordt een moreel pantser dat geen kritiek verdraagt. Zo wordt de deugd zelf de rechtvaardiging voor onderdrukking. En zo verworden ze tot datgene wat ze bestrijden. Vrijheid wordt beperkt tot de vrijheid om het ‘eens’ te zijn met de eigen opvattingen.
Cognitieve dissonantie: het ongemak van waarheid
Leon Festinger toonde al in 1957 aan dat mensen pijn ervaren wanneer hun overtuigingen botsen met feiten. Die cognitieve dissonantie is een van de krachtigste motoren van ontkenning. Censuur, in welke vorm ook, is vaak een poging om dat ongemak te vermijden.
We verwijderen wat niet past, letterlijk of figuurlijk. Een overheid die lastige data verbergt, een burger die een confronterend bericht rapporteert, een platform dat nuance als gevaarlijk bestempelt. Het zijn allemaal reacties op hetzelfde ongemak: dat de werkelijkheid complexer is dan ons morele wereldbeeld. En net die complexiteit is wat vrijheid veronderstelt. Vrijheid heeft dus een kost; pijn!
De morele identiteit: goed willen zijn
De psycholoog Jonathan Haidt beschreef in zijn werk over morele intuïtie dat moraal niet primair een kwestie van redenering is, maar van emotie. Mensen voelen zich letterlijk “schoon” of “vies” bij bepaalde ideeën.
Die morele afkeer is evolutionair oud: ze beschermde stammen tegen normafwijkingen die de groep konden bedreigen. Vandaag vertaalt ze zich in digitale verontwaardiging: het gevoel dat het onze plicht is om het verkeerde te verwerpen, te verwijderen, te wissen.
De moderne censuur is dus niet enkel repressief, maar ritueel. Wanneer we iemand “cancelen” of een symbool verwijderen, reinigen we onze identiteit van besmetting. Het gaat met andere woorden niet om waarheid, maar wel om zelfbeeld. We willen niet alleen goed doen, we willen goed zijn, en nog meer, als goed gezien worden door de groep waarmee we ons identificeren.
Die morele zuiveringsdrang is gevaarlijk precies omdat ze oprecht is. Zoals Hannah Arendt ooit schreef: “Het kwaad in de moderne tijd komt niet van duivels, maar van mensen die geloven dat ze het goede doen.”
De sociale economie van verontwaardiging
Censuur floreert in een cultuur die morele verontwaardiging beloont. Op sociale media is verontwaardiging een harde en gegeerde valuta. Studies van Molly Crockett (Yale, 2017) toonden aan dat morele boosheid de beloningsgebieden in de hersenen activeert — dezelfde gebieden die reageren op geld of applaus. Met andere woorden: we voelen ons goed als we kwaad zijn. Dat verklaart waarom digitale discussies zo snel ontsporen: elke morele aanval levert sociale status op.
Bedrijven hebben die dynamiek intussen omgezet in een businessmodel. Er is immers geld mee te verdienen. Algoritmen van Facebook, X en TikTok versterken posts met sterke emoties, omdat ze betrokkenheid en schermtijd verhogen.
Zo ontstaat een feedbacklus: morele verontwaardiging leidt tot zichtbaarheid, zichtbaarheid tot bevestiging, bevestiging tot meer verontwaardiging. Het resultaat is een permanente morele storm waarin niemand nog luistert — enkel beoordeelt.
Censuur als sociaal smeermiddel
Sociologen als Pierre Bourdieu zagen dat macht niet enkel politiek of economisch is, maar ook symbolisch: wie de taal controleert, bepaalt wat respectabel is. In dat licht is censuur niet enkel een aanval op vrijheid, maar ook een mechanisme van sociale rangorde. Wie de juiste woorden gebruikt, hoort erbij; wie verkeerde termen hanteert, valt eruit.
Taalnormen veranderen voortdurend, maar de onderliggende dynamiek blijft, woorden worden instrumenten van insluiting en uitsluiting. Censuur fungeert dan als een subtiel middel om het sociaal kapitaal van de “geïnformeerde burger” te beschermen. Wie niet meegaat, verliest status — en dus zwijgen velen uit eigenbelang.
De algoritmische moraal
De digitale wereld heeft dit mechanisme verveelvoudigd. Algoritmen meten niet de kwaliteit van ideeën, maar hun vermogen tot interactie. En interactie gedijt bij conflict, niet bij nuance. Zo is het systeem zelf moreel neutraal, maar functioneel censurerend: het bevoordeelt wat schreeuwt, niet wat denkt.
Wanneer platforms vervolgens “harmful content” verwijderen, doen ze dat op basis van patronen, niet context. Een foto van een oorlogsslachtoffer kan verdwijnen onder dezelfde regel als pornografie. Een citaat van Voltaire kan als haatspraak gelden, afhankelijk van de woorden errond. Wat overblijft, is een uitgevlakt midden — een digitaal moeras van correctheid zonder betekenis.
Europa’s zachte autoritarisme
Europa prijst zichzelf graag aan als bastion van vrijheid, maar ook hier verschuiven de normen. De Digital Services Act en aanverwante wetten leggen platforms verplichtingen op om “desinformatie” te bestrijden. Op zich verdedigbaar — tot iemand beslist wat desinformatie is.
Vandaag gaat het om complottheorieën en haatspraak. Morgen misschien om ongewenste politieke meningen, historische interpretaties of wetenschappelijke minderheidsvisies.
Hongarije toont waar dat toe leidt: media in handen van regeringsvrienden, kritische redacties economisch drooggelegd, publieke zenders herleid tot propagandamachines.
Polen volgde een vergelijkbaar traject. In Frankrijk en Duitsland wordt intussen druk gedebatteerd over “onveilige inhoud” — een vage term die, afhankelijk van de politieke windrichting, alles kan betekenen.
Censuur begint altijd met iets wat “iedereen redelijk vindt”. Tot dat idee van redelijkheid een ideologie wordt.
België: geen dictatuur, wel comfort in conformisme
België kent geen staatscensuur, maar wel zelfcensuur. Media die afhankelijk zijn van overheidssubsidies of advertentiebudgetten, durven machtige actoren zelden echt te provoceren. Overheden gebruiken communicatiebudgetten om hun narratief te versterken. En sociale verontwaardiging zorgt ervoor dat journalisten of academici met afwijkende meningen stilaan uit het publieke debat verdwijnen.
We zien een cultuur ontstaan waarin mensen zélf beslissen om niets meer te zeggen wat verkeerd kan vallen. Niet omdat iemand hen dat oplegt, maar omdat het niet meer loont om het te doen. Dat is de ergste vorm van censuur: de interne.
Publieke censuur: de deugdzame dictatuur
De modernste vorm van censuur is niet opgelegd, maar gewenst. Door u, door mij of door ons allemaal. Ze komt van burgers, activisten en opiniemakers die zich moreel gesterkt voelen om geschiedenis, kunst of taal te “zuiveren”.
Hun intenties zijn zelden slecht — ze willen recht doen aan slachtoffers, discriminatie bestrijden, ongelijkheid benoemen — maar hun methode is totalitair: uitwissen in plaats van begrijpen.In verschillende Europese landen zagen we beelden verdwijnen, straten hernoemd, toneelstukken afgevoerd, schrijvers geweerd.
In België werd het debat rond standbeelden van Leopold II symbool van die spanning. De man wás verantwoordelijk voor gruwelijke misdaden in Congo. Maar het verwijderen van beelden lost geen schuld in — het wist alleen de zichtbare herinnering uit. Een samenleving die haar verleden reinigt, verliest de kans om ervan te leren.
Hetzelfde geldt voor oude films, boeken of tv-series die “niet meer van deze tijd” zouden zijn. Wanneer de BBC afleveringen van Fawlty Towers of Little Britain schrapt, of streamingsdiensten waarschuwingen plakken op klassiekers, lijkt dat onschuldig. Maar het onderliggende principe is hetzelfde: we herschrijven het verleden naar de moraal van het heden.
Wie dat doet, herhaalt onbewust het mechanisme van de regimes die we ooit verafschuwden.
Dogma’s van het heden
Elke tijd denkt moreel juist te zijn. De Romeinen vonden slavernij normaal. De middeleeuwers zagen ketterverbranding als deugd. In de negentiende eeuw werd kolonisatie verdedigd als beschaving.
Ook onze tijd heeft zijn eigen dogma’s: klimaatmoraal, diversiteitsorthodoxie, morele zuiverheid in taal. Ze hebben vaak een rechtvaardige kern — maar zodra kritiek taboe wordt, veranderen ze in nieuwe heiligheden.
De waarheid is dat “goed” en “kwaad” geen absolute categorieën zijn, maar culturele constructies die door de tijd heen verschuiven. Vandaag is empathie een moreel ideaal; morgen misschien plicht tot gehoorzaamheid aan collectieve waarden.
Zodra de grens tussen moraal en dwang vervaagt, sluipt de dictatuur van deugd binnen.
Digitale censuur: algoritmen als onzichtbare redacteurs
De meest doeltreffende censuur van onze tijd komt niet van ministers, maar van machines. Sociale mediaplatformen filteren miljarden berichten via algoritmen die bepalen wat je wel en niet ziet. Ze verwijderen niet noodzakelijk inhoud, maar laten haar gewoon verdwijnen uit je zicht — een fenomeen dat men shadow banning noemt.
Onder het mom van “community guidelines” verdwijnt satire, politieke kritiek, of contextuele nuance. Een cartoon over oorlog, een citaat van een filosoof, een wetenschappelijke hypothese — het kan allemaal sneuvelen aan een ondoorzichtig algoritme dat “risico op aanstoot” detecteert.
De ironie is dat private bedrijven, die zichzelf niet als uitgevers beschouwen, ondertussen de machtigste censuurmachines uit de geschiedenis zijn geworden.
Ze hoeven geen boek te verbieden; ze hoeven het enkel onvindbaar te maken.
De stilte is even totaal.
Europese voorbeelden van publieke censuur
In Nederland leidde een discussie over Zwarte Piet tot feitelijke verbanning van de figuur uit de meeste media, vaak zonder ruimte voor nuance of culturele context.
In Duitsland werden scènes uit oude kinderboeken aangepast om “gevoelige termen” te vermijden.
In Frankrijk haalde het Louvre tijdelijk een controversieel kunstwerk weg na publieke druk.
En in België werd een aflevering van De Kampioenen niet heruitgezonden omdat ze “niet meer aansluit bij de hedendaagse gevoeligheden”.
Elke ingreep afzonderlijk lijkt banaal. Maar samen vormen ze een cultuur van morele beheersing: niet meer via wetten, maar via schaamte, reputatie en publieke druk.
Digitale manipulatie als morele filter
Ook platformen zelf sturen gedrag subtiel. YouTube verlaagt de zichtbaarheid van “controversiële” video’s. Instagram verwijdert berichten met “ongepaste context”, zelfs wanneer het kunst of geschiedenis betreft. X (voorheen Twitter) past tijdelijk beperkingen toe op bepaalde accounts zonder melding. Facebook gebruikt sinds 2024 AI-filters die automatisch “gevoelige politieke thema’s” dempen in aanbevelingen.
Het gevolg is een informatiestroom die niet meer de werkelijkheid weerspiegelt, maar wat de infrastructuur aanvaardbaar acht. Dat is geen openlijke censuur — het is digitale gehoorzaamheid.
De psychologie van stilte
De angst om verkeerd te zijn
Mensen vrezen publieke afwijzing meer dan ze de waarheid verlangen. In tijden van polarisatie wordt de behoefte om “aan de juiste kant” te staan sterker dan de behoefte om juist te zijn. Censuur gedijt op die angst: niemand wil de paria zijn die “het verkeerde zegt”.
Het resultaat is conformisme: kunstenaars die hun werk aanpassen, docenten die thema’s vermijden, journalisten die woorden schrappen. Niet omdat iemand hen bedreigt, maar omdat ze zelf hun vrijheid rantsoeneren.
De morele inflatie van woorden
Woorden verliezen hun kracht wanneer ze te vaak gebruikt worden als wapen. Wie elke afwijking “gevaarlijk” noemt, wie elke fout “haat” noemt, ondermijnt de betekenis van beide. En in die inflatie ligt het gevaar: wanneer taal geen nuance meer kent, wordt ze bruikbaar voor macht.
Censuur als spiegel van onze onzekerheid
Censuur, in al haar vormen, onthult iets fundamenteels over onze tijd. We kunnen slecht omgaan met ambiguïteit. We willen helderheid, zekerheid, moraliteit — en we zijn bereid daar vrijheid voor op te geven.
Of het nu gaat om een overheid die een webpagina verwijdert, een burgerbeweging die een standbeeld neerhaalt, of een algoritme dat een bericht dempt. Telkens is de boodschap dezelfde — we vertrouwen de burger niet meer met complexiteit.
Maar vrijheid ís complexiteit. Ze vergt de moed om onvolledige waarheden te verdragen, pijnlijke herinneringen te erkennen, en het recht te verdedigen van anderen om zich te vergissen.
De prijs van morele stilte
De weg naar dictatuur is vaak geplaveid met goede bedoelingen. Ze begint met bescherming, groeit via zuivering, en eindigt in stilte. Elke samenleving die meent dat vrijheid te gevaarlijk is om aan burgers over te laten, zaait het zaad van haar eigen onderdrukking.
De remedie is eenvoudig, maar moeilijk: we moeten leren leven met ongemak. Met verkeerde meningen, met oude fouten, met scherpe kunst, met confronterende geschiedenis. Vrijheid is niet de afwezigheid van kwetsing, maar de aanwezigheid van diversiteit in denken.
Censuur, hoe beschaafd ze zich ook voordoet, is het begin van morele verlamming.
Een samenleving die haar eigen verleden en haar eigen twijfels uitwist, blijft achter in een echokamer van haar eigen deugd. En dat, uiteindelijk, is de stilste en gevaarlijkste dictatuur van allemaal.
U kan dit – en andere langere artikels – hier gratis downloaden

Geef als eerste een reactie